Toen veel mensen gingen rondreizen, werd ruilhandel met verschillende producten moeilijker. De mensen namen daarom goud en zilver mee op reis om mee te betalen. Dit was wel onhandig, want het moest steeds gewogen worden. De oplossing waren muntstukken, die met dezelfde grootte gemaakt werden, zodat de mensen precies wisten hoeveel het waard was (dit kon ook gewogen worden om er zeker van te zijn) De eerste munten werden in 660 voor Christus gemaakt en waren een mix van goud en zilver, alleen wist je nooit hoeveel goud en zilver erin zat. Het was dus niet duidelijk hoeveel de munten echt waard waren. Vanaf 550 voor Christus werden munten daarom of van goud of van zilver gemaakt en niet meer gemengd. Papiergeld werd pas veel later uit gevonden door de Chinezen in de 14e eeuw.
Maak jouw eigen website met JouwWeb